Logonieuwstvcommunitystore

Game IconDriebanden

De klassieke spelsoorten: bagage of ballast?

11-12-2016

Gepubliceerd door bert van manen

commentlinktwitterfacebook
thumbnail
© © Kozoom

Van sommige discussies in het driebanden raken we nooit verlost, en ze zijn stuk voor stuk ouder dan Myung Woo Cho. Waarom komt er geen einde aan? Omdat er teveel (goede) argumenten zijn, over en weer. Neem bijvoorbeeld: De muziek staat te hard, want de spelers moeten zich kunnen concentreren. Nee, de muziek staat te zacht, want het publiek moet zich kunnen vermaken. En deze: De partijen zijn te kort, het wordt zo een loterij. Nee, ze zijn te lang, het is niet spannend. 

We laten dat even rusten, want het onderwerp van de dag is een derde, ook jaarlijks terugkerende discussie. Zijn de klassieke spelsoorten een goede voorbereiding op een carrière in het driebanden, of zijn ze - voor dat specifieke doel - nutteloos? Het WK voor junioren, met drie jonge Koreanen bij de laatste vier, is een mooi moment om daar eens op in te gaan.   

Om eens wat meningen te peilen, heb ik op Facebook een poll geplaatst. Niet dat de resultaten enige statistische relevantie hebben;  daarvoor was het aantal reacties (61) veel te klein. Maar toch was ik erg verbaasd over de verdeling van de stemmen.

- Een achtergrond in libre, kader of bandstoten maakt je later tot een betere driebandenspeler.  (39 stemmen)

- Het is beter om jonge spelers direct te laten driebanden. (10 stemmen)

- Ik moet het met beide stellingen oneens zijn, het hangt van de individuele speler af (12 stemmen).   

De meerderheid van de stemmers kwam uit een land waar men "gewoonlijk" eerst andere spelsoorten speelt, en later pas gaat driebanden. En deze groep hecht toch kennelijk veel waarde aan de "opleiding" die ze hebben gehad, en de uren die ze hebben doorgebracht op de kleine tafel, met de kleine spelsoorten.

Hoe zouden de poll-resultaten geweest zijn, als ik de vraag had gesteld op een Koreaanse website? Dat vroeg ik me af.  Hebben Jae Ho Cho en Dong Koong Kang ooit libre gespeeld, of 47/2, of bandstoten? Ik moet toegeven dat ik het niet weet, maar ik denk het eerlijk gezegd niet. En toch zijn het allebei prachtige, technisch vaardige en gedisciplineerde driebandenspelers.  

In onze West-Europese beleving associëren we kader met een gave techniek, we denken dan aan gecontroleerde snelheid, een rechte afstoot, subtiliteit. We wijzen op Caudron, Zanetti, Horn, die stuk voor stuk in de technische disciplines uitblonken. De Belgen noemen natuurlijk Ludo Dielis en Raymond Ceulemans die iedere spelsoort beheersten, en de Nederlanders hadden in Christ van der Smissen zo'n alleskunner, gevreesd in de Pentathlon. 

Maar hebben die voorbeelden wel waarde? Rini van Bracht kon helemaal geen kader spelen, maar hij won wel acht nationale driebandentitels. Meervoudig Frans kampioen Richard Bitalis dankt zijn lange carrière ook uitsluitend aan het driebanden. De legendarische Japanners Kobayashi en Komori hebben we nooit gezien op een WK 71/2 of 47/1. 

We kunnen het nog makkelijker maken. Had deze hele discussie niet het raam uit gekund toen Blomdahl op het toneel verscheen? Tegenwoordig staat hij zijn mannetje in het bandstoten, en 100 punten 47/2 kan hij vast ook wel maken. Maar in de jaren tachtig werd hij al wereldkampioen met revolutionair, vernieuwend driebanden, zonder enige achtergrond in libre of kader.

Misschien kunnen de Koreanen en Vietnamezen je overtuigen, als Blomdahl dat al niet gedaan heeft. Het is echt mogelijk om te leren driebanden zonder dat je je ooit hebt verdiept in de geheimen van de "Serie Americaine". Laten we wel wezen: het is een spelletje dat wordt gespeeld met een veel lichtere keu, met een kleinere pomerans, het vereist een heel andere afstoot en zelfs een ander type concentratie. Squash en tennis hebben waarschijnlijk nog meer gemeen dan libre en driebanden.

Tuurlijk, het kader is minder repetitief en meer creatief dan libre, en bandstoten ligt nog dichter bij "ons" driebanden. Daar beginnen de vereiste vaardigheden een beetje op elkaar te lijken. Ik zou nooit beweren dat de klassieke spelsoorten SCHADELIJK zouden zijn voor een driebandenspeler, of dat ze je ontwikkeling in de weg staan. Maar als een jonge biljarter zich aangesproken voelt door het driebanden, dan moet hij er vooral aan beginnen!  Moedig het aan, en werp geen barrières op. Het zou nooit zo mogen zijn dat je eerst een X niveau in libre of kader moet behalen, voor je toegelaten wordt op de matchtafel om te gaan driebanden. Integendeel:  we moeten iedere jonge speler die geïnteresseerd is, binnenhalen. "Ga je gang, probeer dit spelletje. Het is fascinerend!"    

En natuurlijk gaan ze heel veel fouten maken. Hun spelinzicht moet groeien, aan hun techniek moet veel worden geslepen. Dat geeft niet, dat hoort er bij.

Nick Bollettieri, de meest succesvolle tenniscoach van de laatste twintig jaar, zei ooit eens:  "Kinderen moeten eerst leren om met een racket tegen een bal te slaan. Later, veel later, gaan we ze leren om ballen binnen de lijnen te slaan."

 

Commentaren