Logonieuwstvcommunitystore

Game IconDriebanden

De vier stootbeelden-quiz

06-09-2017

Gepubliceerd door bert van manen

commentlinktwitterfacebook
thumbnail
© © Kozoom

Nemen betere spelers ook betere beslissingen? Reken maar. Kunnen we dat ook aantonen? Dat is lastig, want alle goede spelers hebben patronen waar ze een voorkeur of hebben , en patronen die ze vermijden. Dus als wereldtopper A en wereldtopper B soms een verschillende keuze maken, dan moeten we hun tweede en derde voorkeur weten om er een patroon in te kunnen ontdekken. Als dat patroon er inderdaad is, kunnen we in elk geval onderscheid maken tussen de goede en de minder goede oplossingen.  

Speel je 0.500 omdat je de goede oplossingen kiest? Met andere woorden, je zou 0.400 spelen als je niet zo slim was. Of ben je 0.500 waard  omdat je de verkeerde patronen speelt? Met andere woorden, je zou 0.600 kunnen halen als je beter met je kansen omging.

Facebook is de perfecte plek om een vraag te stellen aan veel mensen tegelijk. Ik heb daarvoor de pagina van Paul Brekelmans gebruikt (Biljarten Actueel Nederland, en wat een prima dienstverlening levert Paul daar!), en mijn eigen forum: Bert's Billiard Page (Engelstalig). Binnen twee dagen had ik ruim 300 reacties. Iedereen bedankt voor de soepele medewerking!   

Dit was de vraag:   

Choice of shot quiz 1

In deze positie, wat zou je eerste keuze zijn? En de tweede, derde en vierde? Het vervolg is niet belangrijk, doe maar alsof dit je laatste punt is.

Het diagram is zo getekend dat eventuele vijfde en zesde mogelijke oplossingen moeilijker zijn dan de vier gegeven opties. Waar het mij om ging was de vraag: gaan spelers met een hoger moyenne ook betere opties kiezen?   

En inderdaad, er zijn hier goede (B en A) en minder goede oplossingen (D en C). Ik was ervan overtuigd dat de meningen van een klein panel van experts dat zou bevestigen, en dat ik alleen maar de A's en B's zou hoeven tellen om te kijken hoe geavanceerd iemand gestemd had. Ik bleek maar ten dele gelijk te hebben. Het panel van topspelers bezorgde me wel de stemvoorkeur die ik had verwacht (BADC), maar er was toch meer sympathie voor patroon D dan ik had voorzien, en niet alleen onder de lagere spelers. Ik neem de vier opties even door:    

Oplossing A. 

Choice of shot quiz A

Een losse band spelen is meestal niet je eerste keus, en twee banden los is soms (vaak) nog moeilijker dan drie banden los. Maar in dit geval liggen de ballen er perfect voor. De gele ligt ongeveer een bal van de lange band af. Was dat bijvoorbeeld maar een derde bal geweest, dan kan de speelbal bij aankomst vreemd klossen.  Nu is dat probleem er niet, en je speelbal ontwikkelt automatisch wat mee-effect vanaf geel via de lange band naar rood. Dit is, kortom, een goede en niet erg moeilijke oplossing.   

Oplossing B.  

Choice of shot quiz B

Stootbeeldkeuze hangt altijd af van details. In dit geval is det doorslaggevende factor de afstand tussen de gele bal en de korte band. Dat is ongeveer een baldikte, en dat maakt de gele tot een enorm groot doel. Je speelt een kwart dikke rode met iets trekeffect, steekt over tussen de lange banden en dan naar de korte. "Helpen" met wat rechts effect is onverstandig, het werkt zelfs averechts want de speelbal zakt minder makkelijk naar de korte band en je verkleint je doelwit. Goede spelers kijken even hoe "groot" de derde bal is, en zien meteen dat ze dit punt bijna altijd gaan maken.    

Oplossing C.

Choice of shot quiz C

De moeilijkste lijn van de vier, dus deze moest je NIET als eerste keuze hebben. De speelbal moet veel afstand afleggen, en de hoeveelheid effect moet precies corresponderen met de aanspeeldikte op bal twee. Topspelers zullen dit alsnog wel vaker maken dan missen, maar ze kijken niet voor niets of er alternatieven zijn! Is dit punt makkelijker als je dunner speelt, met maximaal effect? In mijn ervaring niet. De mate waarin de speelbal "bijt" in de korte band kan behoorlijk verschillen, op de ene tafel of de andere. 

Oplossing D.   

Choice of shot quiz D

Hoe kan ik dit eens tactvol zeggen? Volgens mij hebben veel mensen het diagram niet goed genoeg bekeken. Speciaal in de V, W en X groep moeten velen gedacht hebben dat er gewoon een rondspeelballetje lag, dun van rood. Maar in deze positie gaat dat niet. op een oud laken zou je al zo dun moeten spelen dat bal twee amper van z'n plek komt, en op een nieuwer laken ben je kansloos. Om figuur D te maken, moet je de bal zowel dun spelen als intrekken, en met een beetje curve de lijn maken. Verrassend veel mensen kozen D als beste oplossing, en velen van hen zouden grote moeite hebben met een correcte uitvoering. Dit patroon vereist behoorlijk wat techniek en gevoel, en het is voor spelers van rond of onder de half gewoon een lastig stootbeeld.   

De groep van topspelers bestond uit Eddy Leppens, Jean van Erp, Jef Philipoom, Dave Christiani, Raymond Ceulemans, Roland Forthomme, Peter Ceulemans en Murat Naci Coklu. Allemaal heel sterke spelers, en geen van hen staat bekend om frivole oplossingen. Hun opgetelde voorkeuren resulteerden in BADC, waarbij BA en D positief scoorden, en C negatief. Als ik 2 punten toeken voor een eerste keus, 1 punt voor een tweede keus, -1 voor een derde en -2 voor een vierde, dan gaven de topspelers de volgende waardering: B +6, A +5, D +3, C -14.  Dat het professionele eindresultaat  eruit zou komen te zien als "Bad C" was een geintje dat ik niet kon laten lopen.     

Groep V bestond uit spelers die zelf aangaven dat ze lager spelen dan 0.350, plus een aantal arbiters van wie de mening altijd op prijs gesteld wordt. De groep bracht 18 stemmen uit, met het volgende resultaat: A -25, B +14, C -12 en D + 23. 

Group W had 85 stemmers, met moyennes tussen  0.350 en 0.499. Het was uiteraard niet te doen om als die speelsterktes te controleren, dus we moeten al die mensen maar op hun woord geloven. Zo stemden ze: A -52, B +41, C -46, D +57. 

Group X had 77 stemmen, van 0.500 - 0.649 spelers. Ze zagen al even weinig in A als de W groep, en dat verbaasde me enigszins. Ik dacht dat A hoger zou scoren onder de spelers boven een half. A kreeg -51, B +59, C -30 and D + 22.

In groep Y vinden we 55 behoorlijk goede spelers, met moyennes tussen de 0.650 en 0.799. Ze stemden als volgt: A -38, B +34, C -33 en D +37. Dat betekent dat er vrij weinig verschil is tussen de X en de Y groep.

De Z categorie begint bij 0.800, en daar werden 32 stemmen uitgebracht. A 0, B +32, C -45 en D +13. Hier begint de verschuiving: de afkeer van de losse-band (A) is verdwenen, en mensen zien dat D niet gemakkelijk ligt.      

Er kwam ter elfder ure een categorie bij, omdat ik zonder moeite de spelers boven 1.000 kon herkennen. Dat werd de ZZ groep. Daar waren 15 stemmers, dus je kunt zeggen dat de V groep wat onder het veld zweefde, en de ZZ groep erboven.. De ZZ's stemden als volgt: A -4, B +22, C -18 and D 0. Zoals gezegd, een trapje hoger stemden de experts  A +5, B +6, C -14 and D +3.  

Ongeveer 20 stemmen waren incompleet of anderszins ongeldig.   

Welke conclusies vallen er te trekken uit deze resultaten?    

- Over oplossing B en C was niet zoveel verschil van mening. B is prima, C is niet zo best. De quiz draaide meer uit op een vraag naar A en D. De opdracht was, om te herkennen dat A eigenlijk relatief makkelijk was, en D relatief moeilijk. Hoe sterker de spelers, hoe beter ze dat ook zagen.

- De beslissingen van spelers die rond de 0.575 spelen zijn niet drastisch verschillend van de beslissingen genomen door spelers rond de 0.425. Dat suggereert dat houding en afstoot, een bal goed raken het voornaamste verschil is tussen 0.400 en 0.500, en ook tussen 0.500 en 0.600. Ze zullen in heel veel gevallen dezelfde oplossingen spelen, maar met wisselende kwaliteit.  

- Experts zijn het lang niet altijd eens. Als ik ooit nog eens een onderzoekje doe van dit type, dan vergroot ik de "controlegroep" aanzienlijk. In een groepje van 8 telt één afwijkende stem te zwaar.   

- Kunnen we die vele D-stemmers in de lagere groepen verklaren door te zeggen: "ze hebben op het diagram gewoon niet gezien dat er geen simpele rondspeelbal, dun van rood, ligt." Dat is wel waar, maar dat onderzoeken we nou net. Als je dat soort dingen ziet, ben je een betere speler. Aan de tafel zie je het allemaal beter, dat staat buiten kijf. Maar Dani kan een positie laten zien aan Tayfun met vingergebaren op de achterkant van z'n telefoon, en de Turk snapt dat er na vijf banden een klos dreigt. De topspelers hebben niet alleen de kennis, ze zien de dingen ook sneller.   

- Keuze van stootbeeld, dat draait om het succespercentage. Als er twee goed maakbare varianten liggen, kijken de goede spelers naar het mogelijke vervolg. Liggen er twee moeilijke opties, dan gaat het om de kleine kansjes. Hoe beter de speler, hoe scherper hij een 13 % kans weet te onderscheiden van een 6 % kans.    

- Biljarten draait om details. Leg één van de drie ballen in het diagram een paar centimeter hoger, lager, naar links, naar rechts, en alles is anders. Alle voorkeuren van experts kunnen het raam uit, we kunnen opnieuw beginnen. Zo moet je er aan tafel ook tegenaan kijken: iedere positie is anders dan alle posities die je eerder in je leven hebt gezien.   

- Tenslotte nog een opmerking over het "lezen" van diagrammen. Het is makkelijk om je te vergissen, wanneer een probleem dat 284 centimeter groot is, wordt teruggebracht to 8 centimeter. Veel van de D-stemmers zouden zich denk ik bedacht hebben, wanneer ze dit patroon op tafel hadden kunnen bekijken, en er omheen lopen. In die context, live aan tafel, zouden ook de experts - naar mijn stellige overtuiging - het meer eens zijn geworden.  

 

Commentaren