Logonieuwstvcommunitystore

Game IconDriebanden

Mooier biljarten is beter biljarten

23-05-2017

Gepubliceerd door bert van manen

commentlinktwitterfacebook
thumbnail
© © Kozoom

Een schoonheidsprijs hebben we niet in het driebanden. Arbiters tellen ieder geldig punt, mooi of lelijk. Maar voor mij, als toeschouwer, hebben de spelers met een gave techniek en een mooie stijl toch altijd een streepje vóór.  

"Mooi" driebanden spelen is niet gedefinieerd door de dingen die je doet. Het zit 'm in de dingen die je NIET doet. Als je naar oogstrelend driebanden kijkt, dan zie je een keu die beweegt en een speler die stilstaat. En zelfs die keu beweegt maar heel beperkt: alleen maar vooruit en achteruit. Kaarsrecht. Een keu beweegt niet op en neer, een keu beweegt niet van links naar rechts. Bekijk op Youtube eens een oud filmpje van Raymond Ceulemans, dan zie je het meteen. Lichaam in balans, het gewicht verdeeld over beide benen. Het hoofd stil, een voorhand als een blok beton. Zo heeft hij het ons geleerd.  

In de Duitse, Belgische en Nederlandse competities waarin ik heb gespeeld, lopen honderden biljarters rond met een prima techniek, heel vaak beter en fraaier dan de mijne. Gelukkig is dat de meerderheid. De minderheid? Ongeleide projectielen, die een loopje nemen met de basisprincipes van het biljarten. Misschien kunnen ze er niet eens iets aan doen: niet iedereen heeft het geluk dat hij (vroeg) een goede leraar op z'n weg vindt. En wie het wiel maar zelf heeft moeten uitvinden, komt soms een leven lang niet meer van z'n slechte gewoontes af.  

Het is soms een kwelling, om die mensen te zien spelen. Ze bewegen hun hoofd tijdens de afstoot, trekken de voorhand veel te vroeg weg, staan eigenlijk maar op één been, ze hebben meer bewegende delen dan een Rolex. De keu nadert de bal van boven en links, maar ze hoeken hem er rechts en van onderen in. En na de afstoot, maak maar dat je wegkomt. Arbiter en toeschouwers lopen serieus gevaar, want die keu gaat echt alle kanten op.  

Je denkt wel eens dat deze mensen een hockeystick vast hebben, in plaats van een keu. Laatst zag ik een (heel geroutineerde) speler met een uitzonderlijk lange grip om zijn achtereind: tot bijna op het schroefdraad. Aan de achterkant bleef nog een centimeter of vijf van het hout zichtbaar, en daar had hij z'n achterhand tijdens het spel. Geniaal. Ook met krijt was deze Einstein niet zuinig: er zat een hele lading op het beentje.   

Een paar decennia geleden had ik een clubgenoot, een oudere man, die na iedere afstoot zijn pomerans tegen het laken drukte, en dan in een krul zijn keu terugtrok. Het geluid ging je door merg en been. Na zijn partijen stonden er 25 blauwe komma's op het laken. Hij is in de jaren negentig al overleden, en ik denk niet dat zijn familie deze column leest, dus ik kan nu wel zeggen dat ik een hartgrondige hekel aan de man had. Het liefst had ik hem in Den Haag laten terechtstaan, wegens "misdaden tegen lakens". Wel genoot ik altijd als hij weer eens ketste, want dan greep hij in zijn tas naar een ander topeind, en dan kon ik zeggen: "Niet jouw schuld, hoor. Dat lag echt aan de top." .   

Soms worden deze Wayne Gretzky's met een keu nog behoorlijk sterke spelers: 0.6 of zelfs 0.8. Maar daar houdt het wel een beetje op. Als je de 1 moyenne wilt halen, dan zul je de nodige fysieke discipline moeten opbrengen. Als de druk hoog is in een wedstrijd, moet je kunnen terugvallen op je techniek. Frédéric Caudron en Dick Jaspers kunnen ALTIJD een bal op afstand dun aanspelen, of het nu in de training is, of bij 39-38 in een World Cup. Mindere goden gaan op zo'n moment de mist in. Hun arm is niet sterk genoeg. De topspelers in het driebanden zijn balletdansers, Circe du Soleil artiesten, ninja's. Door duizenden herhalingen is hun spiergeheugen geperfectioneerd, en sommige dingen kunnen ze in hun slaap nog.    

Heb je ooit een honderd meter sprint gezien die werd gewonnen door een loper met een lelijke stijl? Ik niet. Carl Lewis, Linford Christie, Usain Bolt, het is altijd de snelste atleet die de beste stijl heeft. Bij ons is het niet veel anders: mooi driebanden is bijna altijd beter driebanden. 

De nieuwe generatie Koreanen neemt de barrière van 1.5 spelenderwijs, lijkt het wel. (Waarom zijn er zoveel Europese talenten die zich ontwikkelen to 1.3 of 1.4 en dan niet verder komen?). Sung Won Choi, Jae Ho Cho, Jung Han Heo en, Haeng Jik Kim zijn echt geen robots, ze hebben een eigen herkenbare stijl. Maar stuk voor stuk zijn ze technisch ijzersterk en gedisciplineerd. Choong Bok Lee kan de meest subtiele dingen doen met zijn afstoot, net als Zanetti. Dong Koong Kang HEEFT niet eens een afstoot, die heeft een soort kerncentrale in zijn bovenarm. Maar wat hij ook doet, zelfs met 300 km/uur, het is NOOIT lelijk.    

Lomp en lelijk driebanden, je ziet het eigenlijk niet meer in de hoofdtoernooien van World Cups. Natuurlijk speelt niet iedereen met de souplesse van Fred, maar spelers waarvan de houding niet deugt, of de afstoot, die zijn allemaal al gesneuveld in de kwalificatieronden. Het SPEL ZELF is hier de scherprechter, de selectie. "Geen toegang, uw basistechniek is onvoldoende."    

Er is geen ontkomen aan voor driebandenspelers: je zult moeten leren om stil te staan en recht af te stoten. 

 

Commentaren