Logonieuwstvcommunitystore

Game IconDriebanden

Waarom blijven de vrouwen achter?

27-06-2016

Gepubliceerd door bert van manen

commentlinktwitterfacebook
thumbnail
© © Kozoom

Natuurlijk spelen de driebandenvrouwen niet dezelfde gemiddelden als de mannen, dat behoeft geen uitleg. De historische achterstand van de dames is enorm, en het aantal speelsters is laag. Dat maakt de statistische kans al heel klein dat er talenten ontdekt worden, die kunnen uitgroeien tot topspeelsters.   

Daarom vind ik het niveauverschil tussen Klompenhouwer en Hida enerzijds en Jaspers en Caudron anderzijds niet zo'n probleem. Orie en Therese zijn grote kampioenen, en ze mogen trots zijn op hun wereldtitels.   

Maar toch zijn er twee dingen die me zorgen baren, als het gaat om het driebanden bij de vrouwen. Dit is mijn eerste vraag: waar is de subtop?

DJ, TB en FC hebben het in ieder toernooi zwaar. Ze moeten afrekenen met een half dozijn kerels die bijna even goed zijn, en een man of dertig waar zo op een slechte dag ook van kunnen verliezen. Dat maakt de huidige World Cups zo boeiend: hoe hoog je ook staat op de wereldranglijst, je bent vanaf de eerste ronde je leven niet zeker.

Dat is bij de vrouwen wel anders. Het verschil in speelsterkte tussen Klompenhouwer en (bijvoorbeeld) Higashiuchi, Pheavy, Jetten, Hayashi of Degener  is stukken groter dan tussen Caudron en Zanetti, Merckx of Sanchez.  

In Azië is Orie Hida nog altijd de enige speelster met een moyenne dat solide boven de 0.900 ligt. Een half dozijn andere vrouwen mag misschien zeggen dat ze 0.700 waard zijn, of iets meer. In Europa is het veld nog zwakker. Karina Jetten (die toch lang 0.800 aan kon) is behoorlijk weggezakt,  Gülsen Degener speelt hooguit 0.700, en de overige Belgische en Nederlandse vrouwen komen niet aan de 0.600. Voor zover ik weet zijn er ook in Frankrijk, Denemarken, Spanje, Duitsland en Oostenrijk geen dames die meer dan een halfje spelen. Misschien kan Turkije ons blij maken, in de komende jaren.   

Dat kun je, opnieuw, toeschrijven aan de historische achterstand, en het accepteren als iets dat door de jaren heen wel zal bijdraaien. Maar vergelijk het eens met andere sporten waarin de vrouwen veel moesten goedmaken in een paar decennia, en je gaat je toch zorgen maken.

Dat brengt me bij mijn tweede vraag: waarom worden de verschillen niet kleiner?  

Halverwege de vorige eeuw was de marathon alleen voor mannen. In 1964 was het wereldrecord bij de vrouwen 3 uur en 27 minuten. Dat werd 2.55 in 1971, 2.32 in 1978, en in 2003 deed Paula Radcliffe er nog 2 uur en 15 minuten over. De mannen zijn nog steeds een stuk sneller (2.03), maar het verschil is in een halve eeuw teruggebracht van 74 naar 13 minuten. Die overgebleven marge laat zich gewoon verklaren door de fysieke verschillen. Je kunt gerust stellen dat de 2.15.25 van Paula Radcliffe even goed is als de 2.02.57 van Dennis Kimetto, en dat de vrouwen in 60 jaar de kloof gedicht hebben.   

De vergelijking zal vast niet voor 100 % opgaan. Toch vraag ik me af waarom de driebandenvrouwen niet dezelfde progressie boeken die we in alle atletiekdisciplines hebben gezien. Therese's 1.1 verhoudt zich niet tot Caudrons 2.1 zoals  Radcliffe zich verhoudt tot Kimetto, Ireen Wüst tot Sven Kramer of Serena Williams tot Novak Djokovic.

Vroeger, toen de biljarts nog in cafés stonden, was het voor vrouwen bijna ondoenlijk om ongestoord te biljarten. Er kwamen altijd wel ongewenste adviezen van de bar, of commentaren van het dubbelzinnige soort. Je kunt daar een sociologische of filosofische verhandeling aan wijden, de schuld leggen bij de stok en de ballen, of gewoon toegeven dat mannen smeerlappen zijn. Hoe dan ook, het klimaat leende zich er niet voor om rustig te leren biljarten. Maar het is 2016, zo is het nu niet meer.  

Gemotiveerde meisjes en vrouwen kunnen, als ze dat willen, ongehinderd trainen. De tafels staan tegenwoordig in ruimtes waar niet gerookt wordt en met mate gedronken. Online kunnen ze alle kennis opdoen die ze nodig hebben. En toch zijn de gemiddeldes bij de vrouwen nog bijna even magertjes als 15 en 30 jaar geleden (met een paar uitzonderingen).   

De CEB heeft besloten het Europees kampioenschap voor de dames niet meer te laten spelen in Brandenburg, dus Therese kan haar titel niet meer verdedigen. Het alternatief, de Ladies Cup, is onlangs gehouden in Rosmalen. Klompenhouwer won met enig machtsvertoon en een toernooimoyenne van 1.107. Het zilver was voor Degener met 0.685, Jetten had 0.608, Karakasli 0.519, Mortensen 0.534, Fendi 0.529, Wilkowski 0.523, en van Dansik 0.294. Dat waren de nrs. 1 t/m 8 van het sterkste toernooi in Europa dit seizoen, en dat is, als ik me voorzichtig uitdruk, niet best.

Het liefst zou ik deze column afsluiten met een stukje optimisme, maar ik kan het nergens vinden. Zijn er voortekenen dat het driebanden voor vrouwen in de komende jaren aan een inhaalrace gaat beginnen? Ik zie ze niet, althans niet in Europa. Het aantal speelsters is gewoon veel te laag, en de huidige subtop van 0.5 of 0.6 heeft niet de potentie om door te groeien naar 0.8 of beter.

Over vijf, zes jaar zijn er 25 of 30 speelsters in Korea, Japan en Vietnam die 0.800 kunnen spelen, en ik hoop dat er een paar de 1.000 halen. Srong Pheavy is de meest voor de hand liggende kandidaat: ze is jong, heeft nu al een voortreffelijke techniek en ze is ambitieus. Hida is er over vijf jaar ook nog wel bij, en misschien kan Nishimoto sterker worden. Een soort "Ryder Cup" tussen Azië en Europa in 2022 gaan we met 24-1 verliezen.   

Ik zie voorlopig niemand ook maar in de buurt van Therese komen. Dat is goed nieuws voor de Nijkerkse, en ik geniet altijd wanneer ze goed speelt en titels wint. Maar het is slecht voor de sport.

Mijn derde vraag, als het gaat over driebanden voor vrouwen:  we doen iets niet goed, mensen. Hoe kan het beter?   

 

Hida, TK, Pheavy

De "queen mother", de koningin en de prinses

 

Commentaren