Logonieuwstvcommunitystore

Game IconDriebanden

Wie poetst de Nederlandse kroonjuwelen op?

03-11-2017

Gepubliceerd door bert van manen

commentlinktwitterfacebook
thumbnail
© © Kozoom

Laat ik mijzelf eens, voor de verandering, een gemakkelijke vraag stellen. Wat zijn de kroonjuwelen van het Nederlandse driebanden? We hebben er drie:

- Dick Jaspers. Onze beste speler ooit, winnaar van 22 World Cups en 3 wereldtitels, 4 keer Europees kampioen,  19 keer Nederlands kampioen, 56 Nationale Grand Prix overwinningen, houder van ieder denkbaar Nederlands record, en hij eet graag een banaantje voor de wedstrijd. Dick is met niets of niemand te vergelijken, hij is al 30 jaar een klasse apart in Nederland. 

- Onze eredivisie. De eerste teamcompetitie in de wereld die een internationaal niveau kreeg, en twintig seizoenen lang de sterkste ter wereld was. Blomdahl, Ceulemans, Sánchez, Sayginer, Merckx, Zanetti, Komori, Caudron, Leppens, Horn, Tasdemir, Coklu, Dielis, Carlsen, Nelin, van de Wurf. Iedere speler van grote allure heeft wel een paar seizoenen in onze eerste liga gespeeld, en de zware wekelijkse wedstrijden over 50 punten hebben fors bijgedragen aan het hoge niveau van de Europese topspelers.   

- De Masters. Het mooiste toernooi van het jaar, wat mij betreft. Een prachtige traditie die in 1987 begon (Arie Weijenburg won de 1e en de 2e editie), en daarna was het vooral een heel grote kom Jaspers-soep met hier en daar wat Burgman- en de Bruijn balletjes erin. (En, voor de volledigheid, Arnouts, van Kuijk en van Erp). Schitterende jaren in Veghel, een paar organisatorische misgeboortes in Nijverdal die we maar snel moeten vergeten, en een tweede jeugd in Kaatsheuvel en nu Berlicum waar eigenlijk iedereen blij mee is.  

De Masters zijn al weer in zicht, en ik ben ervan overtuigd dat het opnieuw een succes wordt, daar in de Durpsherd. De stichting B.E.N. verstaat z'n vak, de ambiance is perfect, dat komt allemaal wel goed. Maar er is iets anders waarover ik me zorgen maak.  

De Nederlandse spelers gaan niet hard genoeg vooruit. 

Begrijp me goed, ik ben razend enthousiast als van Kuijk een serie van 25 maakt. Ik sta op de banken als er uit een onverwachte hoek iets prachtigs komt, zoals die 40 in 11 van Demming, de 40 in 10 van Valentijn, een Youtube hit van vd Spoel, Hofman 17 in de nabeurt, niemand geniet er meer van dan ik. Dave, Barry, Jean, Therese en Glenn hebben altijd mijn support. Maar ik ben nu eenmaal een liefhebber van cijfertjes, en die zijn niet heel erg bemoedigend. Kijk hier eens naar:

Toernooimoyenne Masters:

2017 - 1.183

2016 - 1.187

2015 - 1.160

2014 - 1.231

2013 - 1.129

2102 - 1.246

En even terug naar de gouden jaren van Veghel:

2005 - 1.223

2004 - 1.234

2003 - 1.242  

In de afgelopen tien jaar zijn de Vietnamezen en de Turken veranderd van 0.8 / 0.9 spelers in 1.4 / 1.5 spelers. De Koreanen hebben een sprong gemaakt, van 1.1 naar 1.6 of zelfs 1.8. En ons prachtige Masters-toernooi heeft zich tussen 2003 en 2017 NIET weten te verbeteren. We zijn eerder iets teruggezakt dan dat we vooruitgang boeken.   

Is er een verklaring voor die stagnatie? Ja, maar die is zowel gecompliceerd als onaangenaam.  Je kunt natuurlijk je kop in het zand steken en zeggen dat "de buitenlandse spelers het onmogelijk maken dat onze eigen talenten zich ontwikkelen".  Maar dat is een slappe smoes, afgekeken van derderangs politici. De weinige Nederlandse jonge beloften die we hebben (in de 0.6 - 0.9 categorie, veel beter ken ik ze niet) kunnen rustig in de 1e divisie hun tanden slijpen tegen 1 moyenne spelers. Ze worden echt niet als bij toverslag beter door ze in de eredivisie te laten meedoen. Zes weken op rij verliezen met 40 - 7 is niet de manier om een talent te "brengen", zoals ze dat in het voetbal noemen.

Die buitenlanders in onze eredivisie zijn niet "te goedkoop", die Nederlanders zijn te duur.   

We zijn verwend en veeleisend. En met "we" bedoel ik uiteraard niet de echte topspelers. Die zijn beroeps, en leveren waar voor hun geld: wereldprestaties. Maar waarom zou je een sub-subtopspeler  100 euro per partij betalen? Hij levert niets op, je verkoopt nog niet twintig consumpties extra omdat hij er is. Er is weliswaar een sportieve contraprestatie, maar geen economische.

Die vergoedingen voor spelers, dat is niet verdiend geld, dat is gekregen geld. En die cultuur is ontstaan in de jaren negentig. Grote teams als Minkels Products, TAS / ISMS, van Wanrooij en Crystal Kelly hadden rijke of zelfs extreem rijke suikerooms, en die waren allemaal op jacht naar de beste spelers. Al snel dacht het echelon eronder: "Als hij 500 gulden per partij krijgt, dan wil ik toch minstens 200 hebben." Zo ontstond in enkele jaren tijd een biljarteconomie, waarin tientallen spelers betaald werden. Niet omdat ze enige vorm van arbeid verrichtten, maar omdat ze goed konden biljarten. Tot op de dag van vandaag is deze gedachtegang dominant aanwezig. Men denkt: ik heb een moyenne X, dus ik heb RECHT op een bedrag Y. Die conclusie is begrijpelijk. Maar onjuist.  

De centjes zijn jullie allemaal gegund, beste collega's. Maar, speciaal de jongere spelers, speciaal diegenen met meer talent dan ik, vergeet niet dat je in een sport alleen ECHT goed wordt wanneer je een brandende ambitie hebt. Het soort ambitie dat Turkse spelers ertoe aanzet om voor een minimale vergoeding lange reizen te maken. Ze willen ervaring opdoen om sterker te worden, dat is veel belangrijker voor ze dan het verschil tussen 50 en 100 euro. Het soort ambitie dat Vietnamezen tonen, wanneer ze drie maandsalarissen investeren in een reis naar een World Cup.  

"Daar ga ik niet heen, daar kan ik niks verdienen", zegt de Nederlandse speler.   

Ambitie kenmerkt zich op verschillende manieren. Je durft te dromen. Je denkt op de lange, niet de korte termijn, dus je investeert in jezelf. En je weet het: "no pain, no gain".

En daarmee hebben we in elk geval een DEEL van het probleem blootgelegd. Waarom zijn onze Masters niet beter geworden, in de afgelopen 15 jaar? We zijn te weinig sportman, en te veel kruidenier. 

 

Commentaren