Logonieuwstvcommunitystore

Game IconDriebanden

Het is beter dan negen tot vijf

04-09-2018

Gepubliceerd door bert van manen

commentlinktwitterfacebook
thumbnail
© © Kozoom

We hebben hier al eens uitgebreid besproken wat je - technisch - allemaal in huis moet hebben om een topdriebandenspeler te zijn. Solide houding, een afstoot die de behoedzaamheid van een chirurg paart aan de impact van een voorhamer, perfect tempogevoel, zenuwen als kabeltouwen, intelligente stootbeeldkeuze, een juiste balans tussen aanval en verdediging, grondige kennis van het positiespel.  Simpeler geformuleerd: je moet gewoon 1.600 kunnen spelen, dan mag je jezelf een topspeler noemen. Maak er 1.800 van, en dan ben je een van de besten van de wereld.   

Het zijn goede tijden voor de topspelers. Het zal niemand zijn ontgaan dat Merckx een dikke cheque meenam uit Seoul, Caudron een nog dikkere uit New York. Het is nog steeds geen tennis of golf, maar de mannen staan goed te verdienen. Stel, je bent een jonge, getalenteerde en ambitieuze driebandenspeler die denkt dat die 1.600 voor hem haalbaar is, ligt er dan inderdaad goud voor je aan het einde van de regenboog? Misschien. Maar ik moet een ernstig voorbehoud maken: je hebt niet alleen te maken met het spel. Je moet ook nog eens het beroep onder knie krijgen.  

Als je van dieren houdt is er geen mooier en nobeler beroep dan dierenarts. Maar je staat wel regelmatig met je arm in het achterste van een koe. Ieder beroep heeft z'n schaduwzijde, en "driebandenspeler" is geen uitzondering.  Ik zal er een paar aspecten van uitlichten.

Het reizen. Wie ooit van Europa naar Azië is gevlogen, of zelfs maar naar de USA, weet hoe lang acht uren kunnen duren als je in een vliegtuigstoel zit. Ga er maar van uit dat je meer dan 100 uur in die stoel komt te zitten, elk seizoen weer.   

Jetlag. Bij de een komt het harder aan dan bij de ander, maar de meeste mensen zijn toch twee, drie dagen behoorlijk uit hun ritme na een transcontinentale vlucht. Er komt een moment waarop je tollend van de slaap aan de tafel staat, of je voelt je onverklaarbaar moe.   

Eten. Bij McDonalds eten kan in elk land van de wereld, maar daar bewijs je jezelf geen dienst mee. Een reizende topspeler is beter af als hij leert te genieten van Koreaans eten in Korea, Mexicaans in Mexico, enzovoort. Dat is niet voor iedereen even makkelijk.   

Talen. Wat je moedertaal ook is, je doet er goed aan om je te kunnen redden in het Engels. Dat is op ieder continent, in elk land nuttig. Heeft dat iets te maken met goed presteren in een driebandentoernooi? Reken maar. Vraag het aan de nieuwe Koreaanse en Vietnamese toppers, of aan de Turken. Zij weten hoe lastig je leven is, als je overal afhankelijk bent van een tolk.

Formats. In sommige toernooien moet je drie partijen op een dag spelen. Dat is fysiek best welt e doen, maar mentaal kan het je behoorlijk slopen. Het andere uiterste: soms heb je tussen twee partijen zes of zeven uur pauze. Ook daar moet je tegen kunnen.      

(Overigens: de fans die thuis meekijken op tv of op hun computer hebben nog nooit tegen elkaar gezegd: "Volgens mij is z'n maag van streek, en hij heeft vannacht maar drie uur geslapen." Wat ze WEL zeggen, met grote regelmaat, is: "Hij bakt er helemaal niks van vandaag; die bal had ik nog wel gekund.")  

Tafels. Neem het van me aan: competitie-biljarten is niet te vergelijken met toernooibiljarten. Het klinkt misschien onlogisch, maar het wat oudere, kortere materiaal van de competities leent zich beter voor hoge moyennes dan het spiksplinternieuwe van de toptoernooien. De eerste paar dagen van een internationaal evenement zijn soms heel verraderlijk. En van een nieuwbakken driebandenprof wordt eventjes verwacht dat hij op zes of zeven verschillende merken tafels, elk met hun eigen karakter, uit de voeten kan. Misschien heeft hij 3000 uur getraind op een Verhoeven, en dan krijgt hij vijf minuten om te wennen aan een Gabriels, Platin, Carrinho, Min of Hollywood.   

Gedrag. Je collega-wereldtoppers verwachten van je dat je je gedraagt zoals zij dat doen. Neem het niet te licht op: de lat ligt hoog. Als de arbiter jouw twee-bander telt, dan krijg je echt geen bos bloemen omdat je netjes gaat zitten. Dat wordt van je verwacht, het is de norm. Als je het punt "steelt" dan is dat 1 stap vooruit in de partij, 2 stappen terug in je loopbaan.    

Teleurstelling. Soms speel je slecht, en je verliest. Soms speel je de sterren van de hemel, en je verliest. Al ben je de nummer 1 van de wereld, je wordt toch soms uitgeschakeld door een ongeplaatste speler. Teleurstelling, en hoe je ermee omgaat: dat is éen van de bepalende factoren in je carrière.   

Media. Een interview geven als je net hebt gewonnen, dat kunnen we allemaal wel. Maar als je net hebt verloren, en je hebt de pest in? Zeg je dan iets lovends over je tegenstander, kun je die klasse opbrengen? Of sla je een modderfiguur, door te praten over al je pech en dat foutje van de arbiter?

Professioneel driebandenspeler: het is geen makkelijk beroep. Maar het is een stuk leuker dan werken van negen tot vijf.   

 

Commentaren