Logonieuwstvcommunitystore

Game IconDriebanden

Negeer die tweede kans

13-03-2017

Gepubliceerd door bert van manen

commentlinktwitterfacebook
thumbnail
© © Kozoom

De "twee kansen-bal" in het driebanden is een medaille met twee kanten. Op de voorkant staat een engeltje je toe te lachen, op de achterkant een geniepig duiveltje. De medaille kan de problemen voor je oplossen, maar je ook van de wal in de sloot helpen.   

Is er een soort vuistregel om te bepalen of het verstandig is om op twee kansen te spelen? Hoe weet je of de positie op tafel het toelaat? Wanneer kun je zeggen: ik hoop dat ie 't ZO doet, en anders kan ie het altijd nog ZO doen?   

Ja, zo'n vuistregel is er, en eigenlijk is die heel simpel. Als je twee kansen naast elkaar liggen, als een A en een B, of als een 11 en een 12, dan zit je goed.  Maar vormen je twee kansen een vork, als een A en een C of als een 11 en een 13, dan doe je er verstandiger aan om je tweede kans te negeren. 

Dat klinkt als iets wat je beginners in een paar minuten kunt leren, en iedere gevorderde speler zou dat principe moeten kunnen toepassen. Maar een wijze man heeft ooit eens gezegd:  "In theorie is er geen verschil tussen theorie en praktijk, maar in de praktijk wel."  De vuistregel kennen is niet zo moeilijk, maar de momenten HERKENNEN waarop het duiveltje je in de val lokt, dat is lastiger.  

Dit is wat er gebeurt als je staat te mikken zonder echt zeker te weten of je lijn A of lijn C moet spelen:  je probeert alles kloppend te krijgen, hoe dik je bal twee raakt, hoe hoog of diep, hoeveel effect, welke snelheid... maar de rekenmachine in je hersenen krijgt gegevens door over twee verschillende lijnen. Je geeft iets meer want je wilt naar 13, je geeft iets minder want je wil ook naar 11.  

En je hoeft geen genie te zijn om te kunnen voorspellen wat het resultaat wordt: B 12.  

"Wat een pech. Alweer er omheen. Dat heb ik zo vaak."

Dat komt omdat je die lijn zelf koos. En je hebt 'm perfect geraakt.      

 

tweede kans01

 

In het eerste diagram kun je lang-lang-kort-rood spelen, maar het is niet verstandig. Beter is lang-lang-kort-lang-rood. Het lijkt alsof die twee lijnen naast elkaar liggen, maar neem van me aan dat er een "gaatje" is.  Voor je de gele aanspeelt, moet je die lijn van drie banden compleet uit je hoofd zetten. Doe je dat niet, dan trekt het duiveltje aan je keu tot dat je te dun speelt: lang-lang-kort-lang-mis.     

 

tweede kans02

 

De tweede positie is iets ingewikkelder. Je zou graag dun intrekken, maar dan is er klosgevaar. Dus moet geel in de lange band worden gedrukt, boven de rode. Nog steeds heb je twee opties: lang-kort-lang en lang-kort-lang-lang. 

Beetje lager in de bal, iets meer effect en je krijgt de drieband, beetje hoger en de speelbal  maakt een kleine curve in de hoek rechtsonder, voor de vierband-lijn. Je zult nu moeten kiezen, anders rolt je speelbal onherroepelijk door het gaatje. Zo'n misser is geen pech, het is meer een soort luiheid. 

 

tweede kans03

 

Ook in het derde diagram moet je vooraf goed weten wat je gaat spelen. "Wie niet weet waarheen hij zeilen wil, die heeft bij geen enkele windrichting baat." De lang-lang-kort-rood is hier geen goede optie, dat moet heel precies en het is maar een enkele (kleine) kans. Er zijn twee beter opties, en die kan je WEL combineren: lang-lang-lang-rood en lang-lang-lang-lang-rood. Met de juiste snelheid en niet teveel curve mag je nu missen na drie banden, en dan maak je vrijwel zeker alsnog het punt na vier banden.  

Je hoeft geen expert te zijn om dubbele kansen te zien, en er (dat mag!) handig gebruik  van te maken. Maar een niveautje hoger: daar hebben spelers geleerd om een verraderlijke dubbele kans te zien en die te negeren. Dat vraagt om technische en mentale discipline, en op dat niveau sta je beter en meer volwassen te biljarten.   

 

Commentaren